Ontginning Eemland


Ontginning van Eemland
De veengebieden van het Eemland werden in de twaalfde en dertiende eeuw ontgonnen. Vanaf de Eem werden sloten naar het westen gegraven, om het veen te ontwateren. De sloten verdeelden het gebied in lange stroken, die tot op heden kenmerkend zijn voor het landschap. Eerst groef men de sloten tot aan de huidige Zomerdijk. Dat was een achterkade die het ontgonnen land beschermde tegen overstromingen vanuit het nog niet ontgonnen veenmoeras verder westelijk. De eerste boerderijen stonden waarschijnlijk dicht bij de Eem.

Ontwaterd veen zakt in
Het ontgonnen gebied, grofweg de huidige Maatpolder, kreeg met dezelfde problemen te maken als eerder in het Zuiderzeegebied: het maaiveld daalde en het gebied werd te nat voor akkerbouw en bewoning. Men besloot het nog onontgonnen veen ten westen van de achterkade in gebruik te maken. Sloten werden verder westwaarts gegraven en er ontstond een nieuw ontginningsblok met een achterkade op de latere Wakkerendijk (de huidige Meentweg). Toen het ook hier te nat werd ontstond een derde ontginningsblok met de Gooyersgracht bij Blaricum als achterkade. Dit werd ook de grens met het graafschap Holland.

Gedaalde veengronden overstromen
De ingezakte veengronden kregen te maken met steeds vaker optredende overstromingen vanuit de Zuiderzee en de Eem. Langs de Eem werd een dijk opgeworpen. Waarschijnlijk brak die te vaak door, zodat de dijk een stuk van de Eem af werd gelegd, op de eerste achterkade. Dat werd de huidige Zomerdijk. De Meentdijk in het noorden beschermde tegen overstromingen direct vanuit de Zuiderzee.

Doorbraken van de Zomerdijk
De naam Zomerdijk veronderstelt al dat deze niet in staat was om hogere hoogwaters te keren. Bij hoge waterstanden die vooral in de winter veel voorkwamen, liep het water gewoon over de Zomerdijk en de Meentdijk heen. Soms braken deze dijkjes door. Het instromende water schuurde dan een kolkgat uit, die hier ‘waaien’ worden genoemd. De vele waaien herinneren aan de vele doorbraken die er ooit zijn geweest. Door de vroegere overstromingen was het gebied niet meer bewoonbaar. De Wakkerendijk (nu de Meentweg) lag hoog genoeg om bescherming te bieden. Aan de droge westkant stonden daarom de boerderijen. Doordat de boeren het overstromende gebied hadden verlaten, hadden ze ook niet veel last van de overstromingen. Ze hadden er zelfs voordeel bij. De grond werd langzamerhand bedekt door een laag vruchtbare klei.

Fraai landschap, bijzondere natuur
In 1932, toen de Zuiderzee door de aanleg van de Afsluitdijk veranderde in het IJsselmeer, kwamen aan de hoogwaters een einde. Maar door de vroegere overstromingen bestaat in Eemland een extreem open landschap, zonder bebouwing en zonder opgaande begroeiing. Dit bijzondere landschap is daarom, samen met het vergelijkbare gebied Arkemheen in Gelderland, uitgeroepen tot Nationaal Landschap Arkenheem-Eemland.


Als gevolg van bodemdaling werd het gebied steeds natter. Gedurende de 16de en 17de eeuw hebben tientallen stormvloeden het
Eemland geteisterd, zoals de Allerheiligenvloed van 1570, de SintPietersvloed van 1651 en de stormvloeden van 1662 en 1703. De
zwakke zomerdijk brak op vele plaatsen door en werd daarna om
de doorbraakkolken heen geleid. Dit heeft een uniek patroon van
wielen en een meekronkelende dijk opgeleverd.

https://geo.provincie-utrecht.nl/publiek/documenten/monumenten/TT/site/Eemland.pdf


De Noord- en Zuidpolder te Veld werden slechts beschermd door een zomerdijk en stonden in de herfst- en wintermaanden ieder jaar wel een paar keer onder water bij noordwestenwind, evenals de Maatpolder en Bekaaide Uiterdijken, die aan de Eem en Zuiderzee grensde. Het onderlopen van deze polders kon daarom volgens het verslag van Gedeputeerde Staten over de stormvloed dan ook niet als een ramp worden aangemerkt “aangezien dit elk jaar plaats vindt en de landen aan deze overstrooming behoefte hebben. Het feit, dat het water dit jaar aanmerkelijk hooger op het land heeft gestaan dan gewoonlijk, heeft voor dezen perceelen geenerlei nadeel opgeleverd”, aldus het verslag.

https://www.mijnzuiderzee.nl/page/5553/overstroming-1916-onder-water-3


Aan het tracé van de Zomerdijk en de Eemdijk is te zien dat de monding van de Eem vroeger een trechtervorm had: de stroom verbreedde zich om bij de monding een breedte van bijna twee kilometer te bereiken. In de loop van de eeuwen slibden er kwelders op tegen de dijken en werden ze als hooiland in gebruik genomen. Deze Maatpolders werden door een lage zomerkade omgeven. Langs de Eemdijk liggen tal van wielen, die getuigen van een dynamisch verleden. Omdat hij al eeuwenlang niet is verhoogd, vormt deze een karakteristiek voorbeeld van een middeleeuwse dijk.

https://kennis.cultureelerfgoed.nl/index.php/Panorama_Landschap_-_Arkemheen_en_Eemland