Eemland in Verandering

Vervloet, J en van den Bergh, S (red), 2007, Eemland in Verandering, Ontginning en Ruilverkaveling in het gebied van de Eem, Uitgeverij Matrijs, Utrecht

pag 16 Men kan uitgaande van de veensoorten, die we onder de latere kleilaag aantreffen, het veenlandschap ten tijde van de ontginning reconstrueren. Het geboed moet hoofdzakelijk hebben gestaan uit veenmosvenen [veenkoepel met een doorsnede van verscheidene kilometers die meerdere meters boven hun omgeving uit steken, geen bomen] en zegge-berkenvenen [over het algemeen vlak, hier en daar bomen, hoofdzakelijk berken]. pag 17 Het Eemwater bevatte wél zoveel voedingsstoffen dat direct langs de oevers allerlei bomen konden groeien, vooral vochtminnende bomen, zoals wilgen, elzen, essen, populieren en moeraseiken. … Zo ontstond in dit deel van Eemland een beeld waarbij de Eem zich als een smalle, licht slingerende bosgordel in het veenlandschap manifesteerde.

pag 16 Dit verbreidingsbeeld [zie kaart] duidt er op dat er een tijd is geweest dat Eemland aan de noordkant werd afgesloten door een tweetal veenkoepels, die zoals blijkt uit hun opbouw – naar het noorden toe wordt het veenmosveenpakket steeds dikker- hebben doorgelopen tot ver in het Zuiderzeegebied. Ze vormden een onderdeel van de brede veenzone die doorliep tot aan de meer noordelijk gelegen zuidoever van het toenmalige Almere. De Eem moet zich tussen beide koepels door, als een bescheiden veenstroompje, naar dat Almere een weg hebben gebaand.

pag 17 De onder het veen liggende zandgronden hadden over het algemeen een vlak karakter, maar hier en daar lagen wat hogere bulten. Toen de zandgronden door veen overdekt raakten heeft een aantal van deze hoogten nog langere of kortere tijd boven de omgeving uitgestoken. Helemaal in het begin van de vernatting, zo’n negenduizend jaar geleden, vormden deze bulten, volgens archeologische vondsten, aantrekkelijke verblijfplaatsen voor mensen uit het Mesolithicum en naderhand ook nog uit het Neolithicum [Visscher, H, 1991, Eemland: een archeologische kartering, inventarisatie en waardering] Maar naarmate de veengroei doorzette, zijn veel van deze hoogten door een laag veen overdekt en hield de bewoning op. Soms waren ze zo hoog dat de veenlaag ze nauwelijks bedekte. Hier kon de vegetatie nog van de aanwezicheid van vruchtbaar grondwater profiteren. Daarom ontstonden ook daar bosvenen [als langs de Eem]. De middeleeuwse ontginners kunnen deze plekken hebben herkend als kleine verspreide bosjes van vochtminnende bomen te midden van kale veenmosvenen en met berken begroeide zeggevenen. Groeide het veen nog hoger op, dan konde de bomen zich daar niet langer handhaven env erdwenen de bosjes geleielijk. Een indicatie van zo’n hoger gelegen kale plek wordt weerspiegeld in de naam ‘Calveen’ waarvan de middeleeuwe vorm ‘Calenveen’ of ‘Kalenveen’luidt. Een aantal zandbulten was zo hoog dat het veen ze nooit geheel overdekte. Deze plekken waren ook geschikt voor bomen die drogere omstandigheden vragen. Hierop groeide van nature hoogopgaand geboomte: linden, eiken en beuken. Langs de Eem vinden we nog een reeks van deze natuurlijke hoogten terug. Ze dragen namen als Hogerhorst, Hamelenbert, Netelenberg, Wolkenberg en Bloemberg. Ook het ten noorden van deze reeks gelegen Ter Eem, dat zich als een terpachtige verhoging in het landschap pag 18 manifesteert [note], behoort van oorsprong wellicht tot d3ze categorie van natuurlijke terreinverheffingen. Juist hier, op de laatste plek met droge voeten, legde men een brug over de Eem

pag 21 Het natte, zeer uitgestrekte veengebied waarvan we hiervoor de opbouw hebben geschetst, werd voorafgaand aan de ontginning – dus vóór omstreeks 1100 na Christus – waarschijnlijk slechts heel extensief als weidegrond gebruikt, vanuit de dorpen die op de omringende hogere gronden waren gelegen. .. Bewoning zoeken we in het veengebied zélf uitsluitend boven op de bergjes die vanaf Eembrugge, in zuidelijke richting gaand, in een rij langs de Eem liggen. Waarchijnlijk was hier in de prehistorie al sprake van bewoning. Dit zou verklaren dat de Eem een naam draagt die teruggaat tot de periode vóór de Romeinse tijd. Deze naam moet van generatie op generatie door aanwonenden aan elkaar zijn overgedragen. Geheel leeg en ongebruikt was Eemland dus niet toen de grootschalige ontginning van het veen een aanvang nam.