Wandelingen door Gooi- en Eemland en omstreken

https://www.deslegte.com/wandelingen-door-gooi-en-eemland-en-omstreken-2262896/

de Rijk, J. A, 1905, Wandelingen door Gooi- en Eemland en omstreken, Gebrs Klene, Hilversum

Pag 158 Stil en vergeten ligt het dorp in lange eentonigheid langs den dijk uitgestrekt, slechts de haastige wielrijder, die het op zijn tocht door het Gooi passeert, neemt even een vluchtig kijkje. En toch is het eenmaal een bloeiende plaats geweest, in het genot zelfs van stedelijke rechten. Hoe stil en vredig het nu ook ligt, eens heeft het woelige tijden gekend, als weinig andere plaatsen in gooi- of Eemland. Het lag tusschen Holland en Gelderland, die in de middeleeuwen voortdurend elkander beoorloogden, terwijl het bovendien zelf vaak in opstand kwam tegen den wettigen landsheer, den Bisschop van Utrecht.


Pag 160 Laat ons, nu tij zeker voldoende uitgerust zijt, even den weg naar Eemnes opwandelen. Op eenigen afstand ziet gij het kasteel Groeneveld, schilderachtig aan het eind der Slotlaan gelegen. Daar, iets verder naar links, waar gij een weiland en een paar boerenwoningen ontwaart, stond eenmaal het straks genoemde Draakenburg. Rechts van den weg treft u zeker het ruime vergezicht over de Eempolders. Klim hier op den dijk en laat uw blikken dwaalen over de groene vlakte. Zulk een ruim uitzicht vindt in het Gooi zijn wedergade niet. Daar ligt het kerkje van Eemnes-binnen; ginds, wat verder op, ziet gij den torren van Eemnes-buiten, en recht voor u uit Bunschoten, ja zelfs Nijkerk. Niet waar, na al onze boschgezichten geeft zulk een echt Hollandsch poldergezicht toch ook weer een aangename afwisseling. Rustig en vreedzaam grazen de runderen op de groene vlakte, zij ligt zoo vredig voor u, alsof hare rust nooit gestoord wordt. En toch kan deze vlakte, die zich uitstrekt tot waar gij aan den gezichtseinder duidelijk de schepen op de Zuiderzee ontdekt, de buit worden van woeste golven, die tegen den dijk klotsen en beuken, alsof zij in haar woede de haar aangelegde boeien willen vernielen. Laat eens de storm uit het westen gieren en door het Marsdiep bij Tessel de Zuiderzee voljagen; laat dan de stormwind een weinig naar het noorden draaien, dn zult gij al ras ginds over de lage Zomerkade het schuimende water zien neerstorten. Immers de storm jaagt het zeewater de Eem in; deze kan al dien toevloed niet verzwelgen en in korten tijd stroomt de polder vol. Hazen en konijnen, mollen en andere dieren des velds vluchten dan voor den wassenden vloed, die den dijk bereikt en het lage Eemland in een bare zee herschept. Ongelukkig als zulk een vloed opkomt in den hooitijd, gelijk in 1903 geschiedde. Dan mislukt de zoo kostbare oogst en er is bitter verdriet onder de eenvoudige daken van het lange dijkdorp. Gelukkig behoort zulk een ramp tot de zeldzaamheden; gewoonlijk komen de overstroomingen voor in den herfst of in het voorjaar en voeren dan juist kostbare schatten aan, n.l. vruchtbare kleideelen.