Waterwoorden

Waterwoorden

maalbeek - maalbeek, molenbeek - gegraven aftakking van een beek of rivier, bedoeld om een molenvijver van water te voorzien
maalboezem - boezem, maalboezem - meer, kanaal of rivier waar overtollig polderwater op wordt geloosd
maalstroom - maalstroom, mallemolen, mui - draaikolk, verslinder
maar - stroomgang als afvoerkanaal
maar - gooi, maar, tjariet, zwamp - klein, smal en veelal stilstaand natuurwater
maar - maar, mare, mark - waterloop die de grens vormt tussen twee gebieden
mallemolen - maalstroom, mallemolen, mui - draaikolk, verslinder
mar - mar, meer - oppervlakte min of meer stilstaand water dat zo diep is dat het zonlicht de bodem niet kan bereiken
mare - maar, mare, mark - waterloop die de grens vormt tussen twee gebieden
mark - maar, mare, mark - waterloop die de grens vormt tussen twee gebieden
meander - han, kemmel, kromte, meander, rivierbocht - bocht of kromming in een rivier of andere waterloop
mear - grenssloot, mear, poldersloot - smalle sloot in de polder die vaak de grens aangeeft tussen twee boerderijen
meer - mar, meer - oppervlakte min of meer stilstaand water dat zo diep is dat het zonlicht de bodem niet kan bereiken
meerstal - meerstal, meertje, peel, vijver, wieltje, wijer, zijp, zoei - meertje in de hei
meerstal - doodleger, doodlegger, doolegger, meerstal - natuurlijk gevormde plas in actief, levend hoogveengebied
meertje - meerstal, meertje, peel, vijver, wieltje, wijer, zijp, zoei - meertje in de hei
1 2 3 4