Waterwoorden

Waterwoorden

laaglandbeek - regenbeek zonder bron, maar met een groot oorspronggebied
laagte - laagte, ondiep - ondiep stilstaand water
laak - laak, zoel - moerassige poel of meer
laak - laak, lek, leek - beekje
laak - beek, laak, lede, vleit - natuurlijke afwatering in moerassig terrein
laak - aardgracht, laak, leek - een waterloop die de grens vormt tussen twee gebieden
lagoen - etang, haf, kustmeer, lagoen, lagune, strandmeer, zoutmeer - door een schoorwal geheel of gedeeltelijk afgesloten deel van de zee
lagune - etang, haf, kustmeer, lagoen, lagune, strandmeer, zoutmeer - door een schoorwal geheel of gedeeltelijk afgesloten deel van de zee
lede - lede, lee, lei, leie, ley - brede, ondiepe greppel (vaak) ten behoeve van de afwatering van hoger gelegen weides
lede - beek, laak, lede, vleit - natuurlijke afwatering in moerassig terrein
lee - lede, lee, lei, leie, ley - brede, ondiepe greppel (vaak) ten behoeve van de afwatering van hoger gelegen weides
leek - laak, lek, leek - beekje
leek - aardgracht, laak, leek - een waterloop die de grens vormt tussen twee gebieden
leek - leek, lek - ontsloten (vaar)water
leemdobbe - kleigat, kleiput, leemdobbe, leemkuil, leemput, tegelslag, tichelgat, uitdelving - kleine put waaruit klei of leem gewonnen wordt
leemkuil - kleigat, kleiput, leemdobbe, leemkuil, leemput, tegelslag, tichelgat, uitdelving - kleine put waaruit klei of leem gewonnen wordt
1 2 3