Waterwoorden

Waterwoorden

aa - aa, aa, aar, ae, die, e, ee, ie, ij - oude benaming voor een natuurlijke waterloop
aakvlaai - insteekgeultje of delling voor een boerenaak bij weiland in het veenweidegebied
aamsloot - aamsloot, hoofdsloot, schutsloot - gegraven watergang, belangrijk voor de afwatering van een gebied
aar - aa, aa, aar, ae, die, e, ee, ie, ij - oude benaming voor een natuurlijke waterloop
aardgeul - aardgeul, geul, rijt, zuin - lange sleuf in akkers en weilanden, gebruikt om overtollig water af te voeren naar de sloot
aardgracht - aardgracht, laak, leek - een waterloop die de grens vormt tussen twee gebieden
aber - aber, gamb, gent, geurt - samenloop van wateren
abisgronde - abisgronde, afgrond - draaikolk, verslinder
abisgronde - abisgronde, slond, val, zinkval, zwalk - diepe geul in kustwater
achtergracht - naar de zijde der verdedigers gelegen vestinggracht
achterslag - achterslag, achterwater, molentocht - hoofdwatergang van een polder waar aan het eind een gemaal ligt
achterwater - achterslag, achterwater, molentocht - hoofdwatergang van een polder waar aan het eind een gemaal ligt
ader - ader, sprang, sprank, spreng, sprengebeek, waterader - ondergrondse waterstroom
ader - ader, put, waterbron - plaats waar water uit de grond komt
ae - aa, aar, ae, die, e, ee, ie, ij - oude benaming voor een natuurlijke waterloop
afdrijving - afdrijving, drift, driftstroom, winddrift, wraak - een stroom die veroorzaakt wordt door wind dat het water meesleept
1 2 3 64