Waterwoorden

Waterwoorden

raai - raai, riviertak, tak, vertakking - deel van een rivier dat zijn water uit de hoofdrivier ontvangt
raffel - ondiepte tussen twee kribben
rak - gewade, gewas, ongemak, rak - ondiep voor schepen gevaarlijk water
rak - recht stuk water, tussen twee bochten
randmeer - water rondom een polder dat als doel heeft de waterhuishouding van de polder te isoleren van het omliggende land
ras - ras, wieling - draaikolk in estuarium
recreatieplas - een waterplas met recreatiemogelijkheden
ree - plomp, ree, rei, sloot, slute, weidewater - smal water om of tussen weilanden dat dient voor de aan- en afvoer van water
reegracht - afvoersloot tussen vochtige akkerlanden
regenbeek - beek die zijn water vooral ontvangt uit neerslag
regenrivier - rivier die zijn water vooral ontvangt uit neerslag
regenwaterbuffer - opvangbassin dat bij hevige regen het teveel aan water tijdelijk opvangt en geleidelijk weer loost
rei - plomp, ree, rei, sloot, slute, weidewater - smal water om of tussen weilanden dat dient voor de aan- en afvoer van water
rei - del, kolk, rei, slat - ondiep stilstaand water
rei - graaf, gracht, graft, greppel, groeve, rei, rui - gegraven kanaal
rei - afwateringssloot, rei, riet - sloot waarlangs water afgevoerd wordt
1 2 3 4