Er zit toch een soort verlangen bij mensen 

‘Er stond een advertentie in het tijdschrift van de protestantse kerken. Ze zochten een dominee voor een dorp in de Bommelerwaard. Dus niet alleen voor de 25 kerkgangers, maar voor alle 1500 inwoners. Ik reed met mijn man naar dat dorp, Heerewaarden, om eens een kijkje te nemen. Het van oudsher hervormde dorp (en één rooms-katholieke inwoner, de groenteman) ligt ingeklemd tussen de Waal en de Maas, aan de grens van Noord-Brabant. De sfeer is Brabants. Het voelde als gegoten. “Hier hoor ik”, dacht ik.’

Gepke Kerssen was niet altijd dominee. Wel is ze kerkelijk opgevoed en van huis uit maatschappelijk betrokken. ‘Ik heb veel geleerd van mijn moeder. Ze had helemaal geen hoge schoolopleiding, maar gaf wél haar mening in de kerk tussen voornamelijk mannen en was actief in de Wereldwinkel en in de Vredesbeweging. Dat deed ze gewoon. Ook het oecumenische denken, geen onderscheid maken tussen protestants en rooms-katholiek, heb ik van haar. Het bijzondere was ook: ze durfde te twijfelen. Dat vond ik geweldig, dat heb je als puber ook.’
‘Ik ging sociologie studeren, wilde wat met mensen doen. Ik had aanvankelijk een sterk geloof, ging naar de kerk, maar op een gegeven moment raakte ik dat geloof een beetje kwijt. Ik belandde in discussies als: hebben Adam en Eva echt bestaan? Dat was mijn vraag niet. Die discussie hadden we in mijn geboortestad Delft al gehad. Ik zat ook met alles wat er in de wereld gebeurde: waarom doet God daar niets aan? Een meisje in mijn studentenflat maakte een eind aan haar leven. “Jezus leeft”, werd er in de kerk gepreekt. “Maar Anneke is dood”, dacht ik. Ik kwam in die tijd ook in aanraking met mensen die niet naar de kerk gingen, daar ga je in mee.’

Na haar studie kwam Gepke Kerssen terecht in de jeugdhulpverlening, bij een instelling waar je als volwassene met uit huis geplaatste kinderen in één huis woont. Deze manier van leven en werken was haar op het lijf geschreven. ‘Je leeft samen in een soort gezin’, vertelt ze, ‘ik vond het een geweldige tijd’. Totdat de organisatie overging in andere handen en Gepke, die inmiddels leidinggevende was, haar baan kwijt raakte. Een paar jaar later liep ook haar huwelijk spaak. Ze werd bijstandsmoeder.
In Den Bosch sloot ze zich aan bij “De arme kant van Nederland/EVA (Economie, Vrouwen en Armoede)”, een interkerkelijke werkgroep die opkwam voor mensen met een minimuminkomen. Het kerkelijke aspect sprak haar aan: Gepke was weer op zoek naar geloof. Ging ze aanvankelijk ’s zondags naar de protestantse kerk, uiteindelijk kwam ze terecht bij de destijds vrije rooms-katholieke San Salvatorkerk, die voor een groot deel zijn eigen beleid bepaalde. ‘Daar ontmoette ik een maatje in het geloof. We gingen samenwonen en daarmee raakte ik uit de bijstand. Dat gaf mij ruimte om na te denken over de toekomst. Inmiddels was ik actief in de San Salvator en lid van Salvatrix, een groep met aandacht voor vrouwen in de Bijbel. Voor een bespreking schreef ik een brief over het bezoek van Maria, de moeder van Jezus, aan Elisabeth. De brief viel in goede aarde en ik mocht hem in de kerk voorlezen. Sinds die tijd werd ik vaker gevraagd mee te werken aan de diensten in onze kerk. Deze ervaringen brachten mij op een nieuw spoor.’

‘Ik ontdekte: ik wil theologie studeren en voorganger worden, mij bezig houden met diaconaat (hulp bieden aan wie dat nodig hebben) en met pastoraal werk (zorg op het gebied van levensvragen). En, dacht ik er ook nog bij: omdat ik zelf een tijd buiten de kerk ben geweest, kan ik mensen buiten de kerk aanspreken. Er zit toch een soort verlangen bij mensen.’

Gepke Kerssen ging voor de tweede keer studeren. Eerst in deeltijd bij de Utrechtse katholieke theologische universiteit en daarna, om voorganger te kunnen worden, bij de gereformeerde theologische universiteit in Kampen. Ze werd dominee in Zwammerdam, een warme gemeenschap waar ze, door de vele sterfgevallen van jonge mensen, leerde om te gaan met de dood, en daarna in Spijkenisse, waar het werk zich verdiepte. Maar nog altijd was het niet gelukt vorm te geven aan haar grootste wens: niet uitsluitend werken met mensen binnen een kerkverband, hoe zinvol ook, maar ook met mensen buiten de kerk. De vacature in Heerewaarden bood die kans, die ze met hart en ziel aangreep. ‘Het is hier voor mij een goede plek om te leven.’

Dominee in Heerewaarden

Gepke Kerssen: ‘Ik geniet ervan dat ik in Heerewaarden ook contact heb met mensen buiten de kerk. Het gaat vanzelf, er komen mensen op je pad. “Die en die is ziek”, hoor ik dan, “ga jij er eens even langs”. Soms hebben ze mij niet nodig, soms is het een zinvol contact. De zondagse bloemen uit de kerk gaan naar zieken in het hele dorp. Regelmatig worden we benaderd met de vraag of een familielid vanuit de kerk kan worden begraven. Onlangs was ik betrokken bij de herdenkingsbijeenkomst van een Pools jongetje dat was verdronken. Zoiets roert het hele dorp. Ik werd toen het nieuws bekend werd meteen gebeld door iemand die het Dorpshuis runt: kom jij ook? Dat vind ik mooi.’

Gepke somt een reeks activiteiten op waarbij ze is betrokken. ‘Nu de zorg wordt overgeheveld naar de gemeentes, is er “Burenhulp” tot stand gekomen, een echt burgerinitiatief voor klussen, vervoer, bezoek, noem maar op. Er is woonzorgoverleg, een “klankbordgroep zorg” en overleg met de buurtzorg. We doen activiteiten met ouderen en met kinderen uit het dorp. We organiseren filmavonden in de kerk, er is een bloeiende leesclub en een Bijbelgroep. Ik beschouw deze ontwikkelingen als een soort erfenis, als iets dat door kan gaan als ik weg ben. Er ontstaat hier een nieuwe kerk: mensen die iets voor elkaar doen, die met elkaar in gesprek zijn over wat belangrijk is in hun leven. Ik denk dat onze kerk hierin heel bijzonder is. Een voortrekker voor andere kerken, een pioniersplek. Tegelijkertijd staan wij met onze zorgbetrokkenheid in een lange traditie van de kerk.’

De scheidende dominee – Gepke Kerssen gaat met pensioen – heeft een visioen. ‘In de toekomst hoop ik dat de kerk het kloppend hart van de gemeenschap is. Waar jong en oud zorg draagt voor elkaar. De plaats waar ieder welkom is met haar of zijn levensvragen. Ik hoop dat kerken, door de betrokkenheid van en met mensen, een vindplaats van God zijn.’