Landschapspraktijk

Wat ik zie? Een koe. Maar niet zomaar een koe. Een eenzame koe, in een open, modderig landschap. Haar vacht grauw van het natte licht, haar poten diep in de zompige bodem geplant. De achtergrond? Leegte. Geen weiden vol grazende soortgenoten, geen boer met emmer, geen hek dat haar omrandt. Alleen een lucht en een korrelige, uitgeputte aarde. Hier is geen romantiek, geen boerenidylle. Hier is verlatenheid.

De compositie dwingt je om stil te staan bij die leegte. De modder, de lucht, het ontbreken van menselijke aanwezigheid – het roept vragen op over verantwoordelijkheid. Wie heeft deze koe hier achtergelaten? Of is zij zelf achtergebleven – als laatste getuige van een verlaten systeem?

Is ze een overblijfsel van een landschapspraktijk die zichzelf overleefd heeft? Een boetedoening van de maakbaarheid? Een spookbeeld uit de toekomst van de bio-industrie, waarin de mens is verdwenen en alleen het vee nog over de klei zwerft?

Of, als ik op een andere toon resoneer: Is dit een moment van rust? Een staande figuur in een bewegend landschap? Een bewustzijn van zijn, van blijven, van zinken in de tijd? En dan, een brutale gedachte: Is dit de koe van de NulNAP-lijn? Staand op het snijvlak tussen droog en nat, bestaand op de drempel van het verdwijnen?

Als jij deze koe was – wat zou je nodig hebben? Of: wat heeft dit landschap van jou nodig?