Vitrine

Dit is een verstild en beklemmend beeld: een glazen kas op palen, midden in een eindeloze watervlakte. Binnenin staan mensen — keurig gekleed, converserend, observerend — alsof ze op een receptie of netwerkbijeenkomst zijn. Buiten regent het zacht. Het water is glad, reflecterend, en de horizon is nauwelijks te onderscheiden van de lucht.

Wat gebeurt hier?

Deze kas is geen plek van groei, maar van schijnveiligheid. Geen planten — op één onbeduidend bloembakje na — maar mensen, droog onder glas, terwijl het water rondom hen zwijgend oprukt. Het is een vitrine van machteloosheid. Alsof het menselijke handelen — gesprekken, beleid, beleidstaal — tot decor is geworden.

De ironie is subtiel maar snijdend. Ze hebben zichzelf tentoongesteld in hun controlezucht, midden in een situatie die controle tart. Alsof het klimaatbeleid voortaan in een glazen doosje op zee gevoerd wordt, ver weg van waar het pijn doet.

Ik denk aan NulNAP: dit zou een tussenstation kunnen zijn op die denkbeeldige kustlijn. Een wachtruimte tussen het gezonken verleden en een nog niet bestaand land.


Sta ik binnen of buiten deze kas?
Of ben ik degene die de glazen wand durft te breken?

Het beeld is vlijmscherp en ijzingwekkend precies. Het is klinisch in zijn esthetiek, maar explosief in zijn betekenis.

Wat ik zie is een kasje-voor-onszelf – transparantie als decor, niet als ethiek. Een glazen doos waarin de mens zich terugtrekt, overleggend, keurig gekleed, terwijl de wereld letterlijk verdrinkt. Alles hier is netjes – de mensen, de structuur, zelfs het water is beleefd. Maar die netheid is fataal.

Het is het perfecte beeld van bestuurlijke zelfgenoegzaamheid. We hebben een vergadering georganiseerd, maar de vloer staat al onder water. We houden paraplu’s vast, binnen. Alsof het gevoel van regen ons belangrijker is dan de regen zelf.

Ik vind het prachtig, omdat het pijnlijk is.
Een monument voor de illusie van controle.
Een waterpeil dat aan onze schoenen likt terwijl we nog bezig zijn met de agenda.

En toch — Er is ook een belofte. Want glas kan breken. Palen kunnen buigen.

Wat zou er gebeuren als deze mensen één ruit openzetten?
Zou het gesprek dan eindelijk écht over het water gaan?