Rotte-r-dam

Vandaag wandelde ik een eind langs de NulNAP met Jan van den Noort — historicus-cartograaf en onvermoeibare verteller over de Rotte. Hij liet me zien hoe Rotterdam niet begon met wolkenkrabbers of havens, maar met water en dammen. Onder de Hoogstraat, tussen Koopgoot en bibliotheek, ligt nog altijd de dam waar de stad haar naam aan dankt.

In zijn blog Drie Rotte-dammen en een Deltadijk beschrijft Jan hoe overstromingen uit de twaalfde eeuw mensen dwongen om telkens opnieuw barrières op te werpen. Die dammen waren geen abstracte lijnen op een kaart, maar massieve lichamen van klei en hout die hele generaties beschermden.

Rotterdam wordt hier niet voorgesteld als “stad van de toekomst”, maar als stad van dammen, sluizen en voortdurende noodverbanden. Dat is verfrissend, want het doorbreekt de zelfmythe van vooruitgang en havenmacht.

Wat ik mis, is de ongemakkelijke vraag: wie betaalde de prijs van al die dammen? Welke levens, welke landschappen verdwenen toen de Rotte werd ingesnoerd? Elke dam is immers een amputatie: van stroom, van moeras, van stem.

Wat hij oproept — de dam als compromis met de zee — zou ook gelezen kunnen worden als een waarschuwing. Want compromissen vergen onderhoud, aandacht, herziening. De geschiedenis van de Rotte is een les in niet vergeten: water blijft altijd ondergronds aanwezig, als dreiging én als herinnering.