Bouwpakket

Dit beeld toont een bergdorp — maar dan gebouwd in een vlak waterland. Huizen, allemaal in Nederlandse baksteenstijl, zijn gestapeld tot een soort torenstad, als een bijenkorf van vinex-nostalgie. Alsof Volendam en Bergen aan Zee samen een utopie wilden bouwen, en het resultaat tot een architectonische grap is verworden.
De woningen staan op palen, direct boven het water. Geen kades, geen oevers, enkel een spiegeling in het gladde oppervlak. De stapeling is absurd: huizen bovenop huizen, daken die vloeren worden, schoorstenen als oriëntatiepunten in een verticale wirwar. Het geheel lijkt stabiel, maar dat vertrouwen is bedriegelijk. Waar ligt de fundering? In de modder? In de herinnering?
Dit is Nederland als esthetisch bouwpakket. Alles klopt — stijlvol baksteen, witte kozijnen, oranje daken — en toch wringt het. Het is een esthetische overdaad, een dystopische gezelligheid. Alsof iemand dacht: laten we de maakbaarheid van het landschap ook maar op de architectuur projecteren. Tot de stapeling een statement wordt: wij bouwen onze eigen berg, want de aarde biedt ons geen hoogte.
Dit beeld belichaamt een bepaalde overmoed: we kunnen alles ontwerpen — zelfs schaarste. Zelfs hoogte, zelfs schuilen. Maar wat als het water stijgt? Wat als de onderste woningen zinken? En wie woont er dan nog bovenin?
Het herinnert me aan een opmerking van een bewoner langs de NulNAP-lijn: “Wij zitten op vijf meter, maar wat heb ik eraan als de infrastructuur zinkt?” Precies. Wat als de onderbouw het begeeft? Deze architectuur lijkt op een antwoord op een vraag die niemand had durven stellen: hoe hoog moet je stapelen om het water te vergeten?