Drimmelen – Hank 2024-12-16

Een grijs dagje vandaag, gelukkig niet al te koud. Een bijzondere dag, want het is waarschijnlijk de laatste keer dat ik via het zuiden (Breda) naar mijn opstappunt reis. Vandaag steek ik namelijk de Maas over – we nemen afscheid van de zachte G en gaan naar het land van het aarzelend ‘houdoe’.

Bij het lelijkste bushokje van het westelijk halfrond stap ik uit, in Drimmelen. Vervolgens verdwaal ik op de enorme jachthaven. Het pad loopt dood en ik moet terug. Ik houd niet van ‘terug’.

Zo’n jachthaven is eigenlijk ook onderdeel van het riviersysteem, bedenk ik. Het is niet het eerste waar je aan denkt bij het woord ‘rivier’, maar het hoort er wel bij. Er liggen boten van allerlei soort, van kleine motorbootjes tot wat ze noemen ‘kapitale jachten’. Eenmaal omgelopen vind ik de dijk, de Standhazensedijk.

Een klein geschiedenislesje (dit zocht ik later op):

Vanaf circa 900 na Christus begonnen vroegmiddeleeuwse boeren met het ontginnen van de veengronden in het westelijke rivierengebied. Deze gebieden, bekend als “waarden”, werden vruchtbaar gemaakt en ingericht voor landbouw. De Grote Waard, die zich vanaf de 14e eeuw als een aaneengesloten poldergebied ontwikkelde, speelde een cruciale rol als landbouwgebied en stond bekend als de graanschuur van Holland. De bescherming tegen overstromingen werd verzorgd door dijken en kaden, maar het gebied bleef kwetsbaar door de dynamiek van het water.

In 1421 veranderde de Sint-Elisabethsvloed het landschap drastisch. Deze ramp brak de dijken van de Grote Waard, waardoor een enorme binnenzee ontstond en veel van het poldergebied verdronk. Het overstroomde land werd pas in de 17e eeuw herwonnen, toen Prins Frederik Hendrik opdracht gaf voor de aanleg van een ringdijk, waarmee de Emiliapolder ontstond. De huidige Standhazensedijk werd in 1691 aangelegd als een inlaagdijk – een versterking achter zwakke dijkdelen van de Emiliapolder – waarmee het gebied beter beschermd werd tegen het water.

De naam “Standhazensedijk” verwijst waarschijnlijk naar de voormalige ambachtsheerlijkheid ‘Standhazen’ .

Ok, klaar met die geschiedenis.

De Amercentrale is een terugkerend thema vandaag, ze doemt op als een mastodont in het landschap. Onder de koeltoren staat een klein wit huisje, een dwerg aan de voet van een reus. Wie zou daar willen wonen? Misschien stond het huisje er al vóór de centrale kwam? En wordt het hardnekkig doorbewoond?

Bij het Kanaal naar de Amer – fantasierijke naam – ga ik rechtsaf. In de verte zie ik de brug waar ik straks overheen moet om in Geertruidenberg te komen. Links van het kanaal strekt zich een bizar landschap uit vol elektriciteitstrafo’s. Dit is waar de opbrengst van de Amercentrale het land in gaat.

Ik moet even een klein burgerlijk ongehoorzaamheidje plegen: via een klein wenteltrapje en het beklimmen van een met een hangslot afgesloten hekje bereik ik de brug. Het is hier een stroomlandschap in de meest letterlijke zin – geen stromend water, maar stromende stroom. Tussen de stroomdraden en trafo’s door grazen pony’s, een surrealistisch gezicht.

En dan zegt Geertruidenberg “Welkom in de Zuiderwaterlinie” wat heel hartelijk is, en in één adem door “Wegsleepregeling van kracht”. Hoe moet dat met die van Geertruidenberg?

In Geertruidenberg vind ik een berg – no pun intended, ik vind letterlijk een onbestemde heuvel, met daar achter tennisbanen en ander we-moeten-het-ergens-kwijt spul. Een van die zeldzame plekken in Nederland die geen duidelijke bestemming hebben. En geen bordje! Misschien was deze berg wel de oorspronkelijke Geertruidenberg, schiet het door me heen.

De vesting van Geertruidenberg blijkt een park te zijn geworden. Een vriendelijke dame die ik aanspreek vertelt me over haar zorgen over het water. Ze heeft uitgezocht dat het water een meter hoog in haar huis zou komen bij een dijkdoorbraak. “Dan ga ik een verdieping hoger zitten,” zegt ze nuchter. Als ik haar vertel over de website overstroomik.nl, luistert ze geïnteresseerd. Het is een typisch Nederlands gesprek – we leven met het water, kennen de risico’s, maar vertrouwen op onze dijken. Hoezo, verhuizen?

Nu we het toch over huizen hebben: langs het vestingpark is een straat waar de ramen en deuren zijn dichtgetimmerd, alsof iemand de huizen blind heeft gemaakt. Het is een vreemd gezicht! Deze huizen wachten waarschijnlijk op de slopershamer. Nieuw voor oud, what’s not to like?

Ik kruis het pad van nog een andere wandelaar. De blik waarmee we kijken naar de vestingwerken van Geertruidenberg verschilt aanmerkelijk. Voor mij vertelt het park op de vesting een verhaal van verdediging, van een tijd waarin water vriend en vijand tegelijk was. Maar bij mijn gespreksgenoot is die gedachte niet geland. Ook het idee van leven achter dijken raakt geen snaar. Het is fascinerend hoe we over dezelfde grond kunnen lopen maar zo verschillend kunnen kijken. Ze doneert een paar muntjes, we groeten vriendelijk, en lopen door.

De haven van Geertruidenberg is bescheiden vergeleken met die van Drimmelen. Het is meer een doe-het-zelf haven. Net als Zaltbommel heeft deze stad een stompe toren – haven, vesting, stompe toren, ik zou me hier zomaar thuis kunnen voelen.

Ik loop door – begin mijn benen wel te voelen nu. Ik loop Geertruidenberg uit langs de Maasdijk. Ongewoon on-inspirerend is het hier. Links industrieterrein, rechts industrieterrein. Ik ga maar gewoon de ene voet voor de andere zetten.

Als de avond valt, sta ik op de brug bij Keizersveer. Midden op deze brug over de Bergsche Maas valt me iets wonderlijks op: het water beneden geeft meer licht dan de grijze wolkenlucht erboven. Beide zijn grijs, maar het water brengt een eigen gloed mee. In de verte zie ik twee vissers in hun bootje, een tijdloos beeld tegen het gedonder van het snelwegverkeer achter me. Verder domineert de techniek hier: alweer de Amercentrale, een drijvende bok op de rivier, de eindeloze verkeersstroom op de snelweg. Tussen al dat menselijk vernuft voel ik me klein, maar dat mag.

Op de brug neem ik afscheid van het zachte Brabantse accent en betreed ik het land tussen de rivieren, waar het “houdoe” aarzelend zal klinken. Beneden glijdt het water gestaag voorbij. Het is een goed moment – de overgang van het land onder de rivieren naar het land tussen de rivieren, waar ik zelf woon. Ik ga op zoek naar de kerk van Hank, waar mijn bushalte is.

Hier op de dijk naar Hank is een klein monumentje voor de dijkdoorbraak van ’53. Moeilijk voor te stellen dat ze hier moesten vechten voor hun leven, tegen het water. Een gedicht bij het monument vat het in woorden:

Watersnood 1953

Het water, vriend en blauwe pracht …
soms vlaag van woede, we zijn ongerust,
onverwacht een noordwester op de kust,
een helse kracht, vijand in de nacht.

Duisternis, rollende golven:
de dijk buigt en breekt door …
mensen en vee gaan teloor,
leven wordt zomaar bedolven.

Het land ademt weer zonder zorgen,
boeren turen en ploegen onvervaard …
iedereen denkt aan morgen.

Gij, kinderen van de nieuwe dageraad:
wandelaars en fietsers onbedorven,
flierefluiters in een zee zonder afbraak.

— Piet Hartman

En daar breekt het kerktorentje van Hank tussen de bomen door. Even later loop ik weer in zo’n typisch dijkdorp, met huizen tegen de dijk aan geplakt. Niet heel veel verschillend van de overkant van de rivier eigenlijk. De klokken van de toren zijn al verlicht, en de straatlantaarns gaan aan. Dat vind ik wel fijn: gezellig schemerig, koud maar niet te koud, en ik weet dat daar het eindpunt van mijn tocht is: de bushalte aan de Kerkstraat. Oh, wat een genoegen om het einde van een tocht te contempleren.

field-notes-redacted NedeR-Drimmelen-Hank

Evaluatie van de NedeR dialoog:

Totaal gewogen gemiddelde: 7.6

Algemene sterke punten:
– Natuurlijke gespreksvoering
– Rijke beschrijvingen en metaforen
– Goede balans tussen concrete observatie en reflectie
– Effectieve integratie van persoonlijke en landschappelijke elementen

Verbeterpunten:
– Technologische reflectie kon dieper, vooral bij Amercentrale
– Ethische dimensies konden explicieter
– Klimaatveranderingsthema had sterker aangezet kunnen worden
– Sommige historische verwijzingen konden specifieker