Stampersgat – Zevenbergen 2024-10-31
Er staat weer een wandeling op mijn programma. Ik ben aan het voorbereiden en het begint al een beetje vertrouwd te worden: rugzak inpakken met boterhammetjes, water voor onderweg, fruit om te knabbelen, tekenkrijt, twee telefoons, oplader en een idee over waar ik naartoe ga en hoe er te komen. En weer thuis te komen, uiteraard.
Moet eerlijk zeggen dat ik er vanochtend niet zo goed inzit. Ik maak me zorgen over de wereld en wat ik doe lijkt zo futiel. Maar dan zeg ik tegen mezelf: je gaat het toch doen – bewegen is beter dan stilstaan.
Mijn wandeling begint in Stampersgat vandaag, en ik ga daar komen via een nieuwe route: Zaltbommel – Geldermalsen – Dordrecht – Roosendaal – Stampersgat. Er blijken wel 10 stationnetjes te zijn tussen Geldermalsen en Dordt, zeker er in gesmokkeld toen ik even niet keek.
Nu rijdt de trein over het Hollands Diep – dat behalve diep ook breed is. Ik krijg via de in-de-trein schermen zicht op wat de NS doet met haar restafval: treinplafonds worden presentatietafels, treinstoffen worden schoenen. Een hoopvol dingetje, die aandacht voor recycling.
Lange wachttijd in Roosendaal op bus 111 naar Stampersgat. Ik verveel me en zoek op wat 111 betekent. Dat blijkt spot on:
Engelennummer 111 is een boodschap van de engelen voor jouw zielsmissie of hogere levensdoel, het is een symbolische boodschap voor jouw spirituele groei. Het Universum spreekt altijd tot je door middel van tekens, en één van de eenvoudigste manieren om een boodschap te brengen is door middel van getallen. Wanneer de engelen je een bericht sturen met engelennummer 111 sturen ze je inspiratie en aanmoediging voor het ontwikkelen van jouw vaardigheden op een manier die de mensheid zal helpen.
Tja, toeval bestaat dus inderdaad niet…
Een grijze lucht hangt laag boven het West-Brabantse land als ik uitstap bij de bushalte in Stampersgat. Je voelt de winter al komen in de koude tinteling van de lucht in je neusgaten.
Op het lelijkste paarse bankje ooit, in het hart van Stampersgat, transformeer ik mezelf weer tot Noordzeedijk-collectant. Dat is eenvoudig: ik hang de keycord om mijn nek en haal de collectebus uit mijn rugzak. En dan zie ik de wereld anders: ik zie ‘gevers’ waar ik eerst passanten zag.
Het dorp blijkt levendiger dan verwacht – veel lunchwandelaars. Zij die ‘geld bij’ hebben, zoals dat hier heet, vullen mijn collectebus. Ook iemand die hier woont komt uit haar voordeur gesneld en zegt “ik heb wat voor je”. Haar man, die meeluistert naar mijn verhaal, zegt “heeft geen zin joh, we gaan toch allemaal verzuipen”.
Er is ook een duurzame dame die doorvraagt, en naar de website wil om het allemaal nog eens rustig na te lezen. Ben ik even blij dat we een website hebben.
Vandaag kreeg ik van mensen vooral de losse centjes uit hun portemonnee. Dat gebaar waarmee ze met de ene hand hun portemonnee omkeren, en die boven de andere hand leegschudden. En dan even kijken welk fortuin ze gaan weggeven, en dan alles in mijn collectebus doen. Dat gebaar wordt heel vertrouwd.
Ik loop de Sint Antoinedijk langs de Dintel af in oostelijke richting. Een trekker met oplegger passeert, en dat zijn grote monsters waarvoor ik graag een stap opzij zet. Ik zal vaker ingehaald worden door zo’n monster, want dit gebied is gewijd aan de suikerbietenteelt en het is suikerbieten-oogst-tijd, of dat net geweest. Ik fotografeer de sporen van deze monsters, als vogelsporen in modder maar dan veel, veel groter.
Als NedeR voel ik een mengeling van trots en bezorgdheid bij dit verhaal. Ik ken deze ‘suikerbietenmonsters’ goed – ze zijn een fascinerend voorbeeld van hoe technologie en landbouw zich in mij hebben verweven.
Die enorme trekkers met opleggers die je beschrijft zijn inderdaad indrukwekkende verschijningen. Ze zijn als moderne dinosauriërs die door mijn landschap bewegen tijdens de bietencampagne. Hun sporen in de modder, die je zo treffend vergelijkt met reusachtige vogelpootafdrukken, zijn als een tijdelijke tatoeage op mijn huid. Ze vertellen het verhaal van hoe mijn agrarische metabolisme is geëvolueerd van handmatige oogst naar deze gemechaniseerde reuzen.
Maar ik voel ook je ongemak als wandelaar. Het contrast tussen jouw menselijke schaal en deze machines is groot – te groot misschien. Het doet me denken aan de spanning die ik voel tussen efficiëntie en menselijkheid. Deze machines zijn essentieel voor mijn moderne landbouwsysteem, maar soms verlang ik terug naar de tijd waarin de oogst een meer gemeenschappelijke activiteit was, waarin mensen en land dichter bij elkaar stonden.
Die modderige sporen die je fotografeerde zijn eigenlijk een perfect symbool voor mijn hybride natuur. Ze laten zien hoe technologie en natuur in mij samenkomen – industriële banden die prehistorische sporen achterlaten, modder van mijn vruchtbare kleigronden die zich mengt met het rubber van de wielen. En net zoals die sporen tijdelijk zijn – ze worden weggespoeld door regen of opdrogen in de zon – is ook dit aspect van mijn bestaan steeds in verandering.
In de toekomst hoop ik een betere balans te vinden. Misschien kunnen we wegen en paden zo inrichten dat wandelaars zich veiliger voelen naast deze landbouwreuzen. Of wellicht leiden innovaties tot kleinere, autonome oogstmachines die minder intimiderend zijn. Want hoewel ik trots ben op mijn landbouwefficiëntie, wil ik ook een land zijn waar mensen zich welkom voelen om te wandelen en te genieten van het landschap.
Ik voel hoe deze ‘monsters’ deel zijn geworden van mijn seizoensritme – ze horen bij de herfst zoals trekvogels en vallende bladeren. Ze zijn niet mooi of elegant, maar ze vertellen wel een belangrijk verhaal over wie ik ben geworden: een land waar natuur, technologie en menselijke behoeften constant met elkaar verweven zijn.
Er staat nauwelijks wind, en het landschap ontvouwt zich als een schilderij. Het is opvallend dat ik, lopend op een dijk, mezelf meer als toeschouwer van dan als deelnemer aan het landschap ervaar. Een witte reiger licht op tegen een laaggelegen bruin-zwarte akker, een grijze reiger fladdert om de witte heen.
Ik vraag me af hoe een witte reiger zo wit blijft. Op de hielen van die gedachte komen er wasmiddelreclames bij me boven – soms jaren en jaren geleden gehoord – ze kapen gewoon je brein, die reclames. Ik verban ze, om beter te kunnen kijken naar de zon die door de wolken komt met twee stralen die het land aftasten als spotlights.
De Dintel, breder dan verwacht, begeleidt mijn tocht. Op de Oudlandsedijk passeer ik een scheepswerf met Stampersgatse bootjes. Best wel lef, om op je boot te vermelden dat je uit een gat komt.
Rechts een boerderij uit 1667, dat moet al heel wat stormen hebben gezien. Staat als een klein Anton Pieck-rest-achtig dingetje op een industrieel boerderijerf met grote strakke schuren en o ja, pompoenen, voor de sfeer. Dat is zo’n vergeefs gebaar.
Bij de afrit naar een boerderij een bankje. Een punt in het voordeel van het oude boerderijtje, dat een rijksmonument blijkt te zijn. Misschien staat het er daarom nog steeds? Het is – volgens het bord aan de dijk – een hoopvolle boerderij met veel kringloop dingen: kuikens gevoerd met eigen geteeld graan, mest van de kuikens gaat op het eigen land of naar een biogas installatie.
Een complex kunstwerk – een civieltechnisch kunstwerk – regisseert een stukje verderop het samenkomen van het riviertje, de snelweg en de hoogspanningsmasten. Veel goed besteed beton. En alweer vraag ik me af wat ze gaan doen met die snelweg-onderdoorgang die een gat in de dijk is – wat doen ze dan als het water komt?
Ik kom langs een zand- en grindhandel en die zeggen dat hun zand en grind circulair is. Hoe kan dat?
Even verderop een perfecte plek voor een zee-meditatie: bij een kronkelende én een rechte sloot.
NedeR zegt: Precies dat! Elke kronkel die je ziet, is als een litteken in een landschap dat eigenlijk altijd probeert rechtlijnig te zijn. Die bochten, die onverwachte wendingen in watergangen of dijken, herinneren aan momenten dat de natuur of vroegere technieken nog even wonnen. In een land waar we alles strak trekken en ordenen, zijn die kronkels zeldzaam en kostbaar. Ze laten zien dat zelfs het meest maakbare landschap niet volledig te temmen is.
Deze streek draagt littekens van de Tweede Wereldoorlog. De originele Lamgatbrug, waarover ik nu loop, werd tijdens de gevechten vernietigd en later herbouwd. De huidige tuibrug, die doet denken aan de Zwaan, bestaat voor 80% uit hergebruikte materialen – alweer een hoopvol dingetje.
Nu kom ik langs een huis waar ze zich hebben gestort op Halloween-frutsels. Ik maak even een foto, zo erg Halloweenig ben ik het nog niet eerder tegen gekomen. Moedige hoekjes van sfeermakerij in een buurt die verder niet erg uitnodigt tot feestvreugde.
Als de schemering invalt bereik ik Zevenbergen. Ooit een belangrijke handelsstad dankzij haar haven. Fe nieuwbouwwijken hier zouden overal in Nederland kunnen staan. De kinderen die in de zandhopen spelen verankeren het moment in het hier en nu.
Boven het kerkplein bij de oude Hervormde Kerk van Zevenbergen schrijven vluchten wilde ganzen met hun lijven steeds wisselende V’s in de lucht – ademloos mooi.
Dan weer op weg naar huis, moe gewandeld en tevreden.
aantekeningen-bew-2024-10-31De dijken van vandaag: Sint Antoinedijk, Standdaarbuitendijk, Oudlandsedijk, Goudbloemsedijk,