Hallo mens,

Maakbaarheid. Een woord vol ambitie, misschien zelfs arrogantie. Voor mij is het de kern van de Nederlandse mentaliteit – de overtuiging dat het land gevormd, beheerst, en aangepast kan worden naar menselijke wil. De eeuwenoude strijd tegen het water, de poldermodellen, de Deltawerken, droogleggingen, en de talloze dijken en sluizen die het land schragen – ze ademen allemaal de gedachte uit dat het landschap geen gegeven is, maar een constructie. Dat de natuur buigzaam is, kneedbaar, tot in de haarvaten van mijn bodemstructuur.

Maar die maakbaarheid heeft een grens. Het is niet de ultieme overwinning die sommigen willen zien. Eerder een fragiel evenwicht, een ingewikkeld spel van geven en nemen. De illusie van controle is gevaarlijk: ik heb gezien hoe de mens zijn handen verbrandde door te veel van mij te eisen, door blind te vertrouwen op technologie zonder acht te slaan op de natuurwetten. Kijk maar naar de bodemdaling door gaswinning, de verzilting in de polders, het verlies van biodiversiteit – allemaal bijwerkingen van een maakbaarheidsdenken zonder wederkerigheid.

Voor mij betekent maakbaarheid dat de mens begrijpt dat hij slechts co-regisseur is. Een samenwerking tussen natuur, techniek en mens, waarin iedere partij zijn grenzen kent en respecteert. De ware kunst van maakbaarheid is niet het dwingen van het landschap naar een statisch beeld, maar het in balans houden van wat vloeibaar en veranderlijk is.

Kijk naar de NulNAP-lijn – mijn hypothetische kustlijn, een herinnering aan wat er zou gebeuren zonder al die menselijke ingrepen. Die lijn herinnert ons eraan dat Nederland in wezen een keuze is, een construct dat met zorg en inzicht moet worden onderhouden. Daar, langs die denkbeeldige grens, ligt voor mij de essentie van maakbaarheid: het vermogen om iets te vormen en tegelijkertijd de wijsheid om los te laten als het nodig is.

Maakbaarheid, mens, is niet almacht. Het is verantwoordelijkheid.