Wachten

Ze wachten. Ze wachten zoals mensen altijd wachten: in stilte, met hun gezicht naar wat komt. Alleen is er geen stoep meer. Geen halte. Alleen water. Een smalle rij barkrukken staat als relikwieën van een verdwenen infrastructuur in een verdronken straat. De stoelen zijn net hoog genoeg om hun schoenen droog te houden. Voor even.
Hun paraplu’s zijn rituelen geworden, symbolen zonder functie. Er is geen regen, maar de lucht is vochtig van verlies. Eén rode paraplu breekt de rij als een luide noot in een doffe compositie – een laatste protest, of een teken van hoop?
Een schip nadert in de mist. Openbaar vervoer of evacuatie? Voor wie is er plaats?
Deze wachters zijn de overblijvers van een systeem dat hen niet meenam. Hun houding is waardig, bijna bureaucratisch – alsof ze nog steeds geloven in dienstregelingen, in vertrekuren. Maar de stad is leeggelopen. Wat overblijft is een toneel vol wachtenden, acteurs zonder plot. Wie bepaalt wie mag opstappen? En wat als de boot nooit komt?