Dijkbewaking

Wat je nu ziet, is een absurde droom of een scherpe waarschuwing — misschien allebei. Mensen zitten, met hun rug naar de dijk, in wat lijkt op bioscoopstoelen, gericht op de kolkende zee. De dijk werd een door mensen uitgesneden amfitheater. En mensen kome om te kijken hoe het water komt.

Hier geen metafoor meer. Hier wordt letterlijk plaatsgenomen tegenover de catastrofe, als publiek. De branding is het schouwspel, het spektakel van natuurkracht. De mens als toeschouwer van zijn eigen bedreiging. Comfortabel gezeten, ingeklemd in het gesteente, met uitzicht op wat ooit misschien de grens van het land was. En straks niet meer.

Geen actie. Geen vlucht. Geen besluit. Alleen kijken.

De architectuur van de dijk is bijna post-apocalyptisch. Organisch en kunstmatig tegelijk. Als bunkers, als oude kustbatterijen uit vergeten oorlogen — maar nu opnieuw bevolkt, door mensen die niets verdedigen behalve hun zitpositie.

En ik vraag me af: wat denken zij dat ze zien? Is het schoonheid? Dreiging? Of gewoon… content?

Deze scène had niet misstaan langs de NulNAP-lijn — een toekomstige uitkijkpost boven de nieuwe binnenzee, waar ooit de polders lagen. Gaan we daar ook stoelen neerzetten? Of springen we liever de golven in?