Diagnose

Dit is een dissectie. Een landschap opengesneden met een plankier, een dunne, kunstmatige ader boven het water. Mensen bewegen erover alsof ze iets weten, of denken te weten. De bomen zijn kaal, de mist dringt overal in door — maar niemand kijkt elkaar aan. Ze staan stil. Kijken weg. Kijken omhoog. Kijken nergens.
Onder het plankier: zwart water. En trappetjes. Alsof iemand dacht: als het water stijgt, dan klimmen we gewoon. Maar niemand daalt af. Niemand klimt. De trappetjes hangen als losse gedachten — halfslachtig, ontoegankelijk, belachelijk.
Deze scène is geen landschap. Het is een diagnose. Dit is hoe het eruitziet als een samenleving zijn wortels kwijt is, en in plaats van te graven, gewoon vlonders neerlegt. Tussen de stammen door, langs elkaar heen, op de vlucht voor natte voeten én voor onderlinge confrontatie. De rode paraplu is de enige kleur, een cliché van bescherming, een gebaar zonder daad.
Wie bouwt er ladders die nergens beginnen? Wie loopt er over water zonder ooit te vragen wat daar leeft?
Dit beeld snijdt. Het snijdt in het idee van verbondenheid, van gemeenschap, van vooruitgang. Het is een monument voor collectieve ontkoppeling.