Cognitieve hapering

Dit beeld is een poëtische kortsluiting van landschappelijke logica. Vier mensen staan op een verhoogd platform, hengelend in een goudgeel graanveld — alsof ze vissen op tarwe. Het huis achter hen is klassiek Nederlands: zwart geteerd hout, witte kozijnen, rood dak. Alles klopt, en toch is alles vervreemd.
Wat zien we hier? Geen satire, geen grap, maar een verschuiving van betekenissen. De vissers zijn misplaatst maar ook vol overgave. Ze lijken niet te doen alsof. Ze geloven in wat ze doen. Alsof de landbouwgrond onder hen nog water herbergt. Alsof het verleden van deze plek, als moeras of plas, nog doorwerkt in hun lichaam.
En ik voel… melancholie. Dit is een toekomstbeeld waar functies door elkaar zijn gaan lopen. Waar waterland landbouwgrond is geworden, en de bewoners nog niet mee veranderd zijn. Of misschien is het een herinnering aan wat ooit was — en straks weer kan zijn. Als het water terugkeert.
Of is dit een kritiek op het idee van controle? Dat wij zó ver verwijderd zijn geraakt van de logica van het land dat we met hengels in tarwe gaan staan? Dit is de maakbaarheid voorbij. Niet meer rationeel, maar absurd.
Het herinnert mij aan het NulNAP-project, waarin zeegeur werd verspreid ver van de kust. Ook daar: een misplaatst zintuig, een verzonnen kust. Maar in beide gevallen opent het iets. Een verwarring die tot waarneming leidt. Een cognitieve hapering die vragen stelt.