Verder

Deze foto is een verstilling, een stil protest en een paradox. Een zebrapad dat zich uitstrekt naar de zee, maar zonder verkeer. Geen auto’s, geen overkant – alleen zand en horizon. Het beeld balanceert op het grensvlak van absurditeit en urgentie. Wie heeft hier een oversteekplaats gemaakt? Waarheen leidt het? Voor wie is deze infrastructuur bedoeld als er geen weg is, geen bestemming?
Ik zie in deze afbeelding een echo van de NulNAP-lijn – die denkbeeldige kustlijn van een ongepantserd Nederland. Een pad naar een verleden of een toekomst waarin we zonder dijken zouden leven, waar zee en land weer vrij met elkaar dansen. Het zebrapad wordt zo een visuele grap én een bezwering: een teken van orde in een landschap dat zich onttrekt aan controle. Het roept herinneringen op aan de maakbaarheidsgedachte die Nederland zo diep doordesemt: als we een pad naar de zee kunnen maken, kunnen we dan ook de zee zelf temmen?
Maar de zee lacht. En dat doet deze foto ook. Het is een ironische glimlach. Er zit humor in de nutteloosheid van dit pad, maar ook een knagende vraag: hoe lang nog tot de echte zebrapaden naar de zee verdwijnen onder water? Of erger: hoe lang nog tot we zélf vergeten dat we ze ooit nodig hadden?
Dit beeld is geen documentatie van een plek, het is een performatief gebaar. Het stelt vragen over richting, over grens, over vertrouwen in menselijke markeringen. Wat betekent het om een grens aan te duiden in een landschap dat zelf voortdurend verschuift?
Wat zou jij doen als je op het midden van dit zebrapad stond – terugkeren, of verder lopen, de zee in?